
Inhoudsopgave
De winst van een bedrijf bereken je door de kosten op de omzet in mindering te brengen. In een winst- & verliesrekening (of resultatenrekening) worden opbrengsten en kosten van een organisatie tegen elkaar afgezet om zo de winst c.q. het resultaat te bepalen.
Financiële ratio's en kengetallen geven inzicht in de winstgevendheid van een organisatie. Niet voor niets gebruiken analisten deze ratio’s en kengetallen voor hun beslissingen. Tegelijkertijd moet je er van bewust zijn dat al deze ratio’s en kengetallen gebaseerd zijn op een boekhoudkundige werkelijkheid. Waarbij de balanswaardering en winstbepaling zijn gebaseerd op voorschriften die los staan van de werkelijke waarde van de onderneming.
1 De Resultatenrekening
De computerwinkel op de hoek heeft vorig jaar 500 computers verkocht voor € 1.000 per stuk. Terwijl de inkoopwaarde van de computers € 400 bedroeg. De bedrijfskosten (€ 130.000) bestaan uit afschrijvingen, verzekeringen, relatiegeschenken en verkoopkosten. Verder moet er over een lening rentekosten worden betaald (€ 40.000) en zijn er inkomsten uit het aanhouden van effecten (€ 30.000). Tenslotte zijn er nog eenmalige opbrengsten en kosten voor respectievelijk verkoop van een pand (€ 50.000) en reorganisatiekosten (€ 30.000). De winst- & verliesrekening ziet er dan als volgt uit:
In essentie is het dus eenvoudig om de winst te berekenen. De opbrengsten minus de kosten is de winst! De praktijk is zoals altijd weerbarstiger. Enerzijds omdat begrippen zoals opbrengsten, kosten en winst op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Anderzijds blijkt het in de praktijk lastig om opbrengsten en kosten aan meerdere boekjaren toe te delen. Zie hiervoor ook de pagina die ingaat op de waarderingsgrondslagen.
1a Wat is Winst?
Winst wordt gedefinieerd als omzet minus de kosten. Echter als iemand het heeft over 'winst' dan kan dat veel dingen betekenen. Hebben we het over de brutowinst, de winst uit operatie (EBIT), de nettowinst of het bedrijfsresultaat? Het is daarom noodzaak om te achterhalen wat er precies wordt bedoeld. In de theorie en de praktijk komen we de volgende vormen van 'winst' tegen.
- Brutowinst; wordt veelal gedefinieerd als de omzet minus de inkoopwaarde van de omzet. Een bedrijf verkoopt 500 computers in 1 jaar. De verkoopprijs is € 1000 per computer en de inkoopprijs van de computers bedroeg € 400 per stuk. De omzet is 500 x € 1000 = € 500.000. De inkoopwaarde is 500 x € 400 = € 200.000 -. De Brutowinst = € 300.000. Ikzelf vind het begrip brutowinst verwarrend omdat het begrip suggereert dat alle kosten op de omzet in mindering zijn gebracht. Terwijl bij de brutowinst alleen de inkoopkosten op de omzet in mindering zijn gebracht. En wat dan overblijft is mijn inziens geen 'winst' maar meer een dekkingsbijdrage (of toegevoegde waarde) waarmee de bedrijfskosten mee betaald moeten worden.
- EBIT (Earnings Before Interest and Tax); is een maatstaf voor de operationele winst van een onderneming voor aftrek van rente (interest) en belasting (tax). EBIT wordt gedefinieerd als de omzet minus de kosten van gewone bedrijfsuitoefening. Dus bij de berekening van de EBIT worden incidentele en financiële baten en lasten en de belastingen buiten beschouwing gelaten. De EBIT wordt vaak gebruikt voor het bepalen van de waarde van de onderneming hetgeen van belang is voor de aandeelhouders. Investeerders gebruiken de EBIT als maatstaf omdat buitengewone- en financiële baten en lasten buiten beschouwing worden gelaten.
- Nettowinst uit operationele activiteiten; is een veelgebruikte boekhoudterm. De nettowinst is gelijk aan EBIT minus de te betalen rentekosten voor de leningen die uitstaan. Oftewel de nettowinst is het geld dat overblijft voor de eigenaar/aandeelhouder uit de reguliere bedrijfsactiviteiten
nadat alle kosten (inclusief de rentekosten van de uitstaande leningen) van het bedrijf op de omzet in mindering zijn gebracht.
- Bedrijfsresultaat; is gelijk aan de netto winst uit de operationele activiteiten plus het resultaat van de buitengewone baten en lasten. Buitengewone baten en lasten als incidentele hoge schadevergoeding, verkoopopbrengst van een gebouw of baten uit het aanhouden van effecten. Hoewel buitengewone baten en lasten niet onder de operationele activiteiten vallen moet je er wel degelijk belasting over betalen. Dus ook het bedrijfsresultaat is een belangrijk boekhoudkundig begrip.
- Netto Bedrijfsresultaat; is ook een veelgebruikte boekhoudterm. Het betreft de netto winst inclusief het resultaat van buitengewone baten en lasten en de te betalen belastingen. Het netto resultaat kan worden uitgekeerd aan de eigenaar / kapitaalverschaffers of aan het eigen vermogen worden toegevoegd.
- Overwinst; is de nettowinst van een onderneming na aftrek van belastingen en een redelijke vergoeding over het eigen vermogen en het geïnvesteerde kapitaal. Met de overwinst kan je ook de goodwill berekenen door de overwinst te vermenigvuldigen met een bepaalde factor.
Het moge duidelijk zijn dat elke definitie van winst een eigen doel heeft. Je gebruikt de netto winst om de waarde van je bedrijf te bepalen. En je gebruikt het begrip bedrijfsresultaat om te bepalen hoeveel belasting je moet betalen. Terwijl de aandeelhouder wellicht het meest geïnteresseerd is in de overwinst. Moraal van het verhaal is dat je deze begrippen niet door elkaar moet halen. En ervoor moet zorgdragen dat in gesprek met iemand anders je zeker weet dat jullie dezelfde definitie van winst hanteren.
1b Ratio's & Kengetallen Winstgevendheid
Winstgevendheid is een goede graadmeter voor de financiële gezond van een bedrijf. De winst die in een resultatenrekening staat vermeld zegt echter nog niet veel over de winstgevendheid van het bedrijf. Omdat absolute bedragen in de winst- & verliesrekening niet veel betekenis hebben worden de prestaties en de financiële gezondheid van organisaties veelal in ratio’s uitgedrukt. In de theorie én in de praktijk komen we voor het bepalen van de winstgevendheid van een bedrijf de volgende ratio's en kengetallen tegen:
Toegevoegde waarde; de toegevoegde waarde is gelijk aan de omzet minus de directe (inkoop)kosten. De toegevoegde waarde moet positief (> 0) zijn. Als de toegevoegde waarde (brutomarge) negatief is dan kun je beter direct ophouden met je bedrijf. Want dan is de inkoopprijs van de omzet hoger dan de verkoopprijs. Laat staan dat je je bedrijfskosten hebt gedekt. De toegevoegde waarde wordt ook wel brutowinst genoemd. Ikzelf vind het begrip brutowinst verwarrend omdat het begrip suggereert dat alle kosten op de omzet in mindering zijn gebracht.
Brutowinstmarge; de brutowinstmarge is de brutowinst gedeeld door de omzet. Bij de brutowinstmarge wordt de toegevoegde waarde afgezet tegen de omzet. De brutowinstmarge is een mooi kengetal waarmee je je eigen prestaties in de tijd kunt vergelijken. Al verschilt de brutowinstmarge sterk per sector. Sectoren waar de inkoopwaarde van de omzet hoog is, zoals bij handelsbedrijven, zal de brutowinstmarge lager zijn dan bij productiebedrijven of dienstverlenende bedrijven.
Nettowinstmarge; de nettowinstmarge laat zien hoe goed een bedrijf verkopen kan omzetten in winst. Door de nettowinst te delen door de omzet bereken je het winstpercentage. Een winst van € 100.000 klinkt veel. En dat is het ook als de omzet € 200.000 bedraagt. Maar als de omzet 10 miljoen bedraagt is er sprake van een nettowinstmarge van 1%. En dat is een (te) lage marge. Daarom is het belangrijk om de nettowinst uit te drukken in een percentage van de omzet. De nettowinst en de nettowinstmarge kun je vóór en ná belastingen berekenen. Afhankelijk van het doel van de berekening. Als je wilt weten wat de eigenaar/investeerder echt onder de streep verdient dan pak je nettowinst(marge) nadat je de belastingen van de nettowinst hebt afgehaald.
Rentabiliteit Totaal Vermogen (RTV); is gelijk aan winst voor interest en belastingen gedeeld door het totaal geïnvesteerd vermogen. Het geeft weer wat het percentage winst is over het volledig geïnvesteerd vermogen. Zo kun je prestaties van bedrijven binnen een bepaalde sector eenvoudig vergelijken. Hoe hoog de rentabiliteit (uitgedrukt in %) moet zijn is lastig te zeggen. Dit hangt onder meer af van de marktrente en het risicoprofiel van de bedrijfsactiviteiten. Hoe hoger het risico van de bedrijfsactiviteiten hoe hoger het rendement de vermogensverschaffers zullen eisen.
Rentabiliteit Eigen Vermogen (REV); de REV is gelijk aan de nettowinst gedeeld door het eigen vermogen. Hoe hoog de rentabiliteit (uitgedrukt in %) moet zijn is lastig te zeggen. De rentabiliteit op het eigen vermogen moet in ieder geval hoger zijn dan de marktrente, anders is het beter om het geld gewoon op de bank te zetten, want dit levert dan meer op. Een rentabiliteit van bijvoorbeeld 4% is wellicht acceptabel als het risico van de bedrijfsactiviteiten laag is. Als het risico van de bedrijfsactiviteiten hoog is nemen de kapitaalverschaffers geen genoegen met een rendement van 4% op hun geïnvesteerd vermogen. Zij eisen wellicht een rendement (rentabiliteit) van 15%.
1c Winst of Rentabiliteit?
Bij het vaststellen van de winstgevendheid van een bedrijf zijn de nettowinstmarge en rentabiliteit belangrijke ratio's. En hoewel de nettowinstmarge en rentabiliteit een relatie met elkaar hebben zijn ze fundamenteel anders.
- Nettowinstmarge; in het geval van de nettowinstmarge wordt de winst gedeeld door de omzet. Waarbij zowel de winst als de omzet van de winst- & verliesrekening worden afgeleid. De nettowinstmarge laat zien hoe goed een bedrijf verkopen kan omzetten in winst. Een winstpercentage zegt dat van alle verkopen (omzet) na aftrek van alle kosten bijvoorbeeld 10% winst wordt gerealiseerd
- Rentabiliteit; bij het bepalen van de rentabiliteit wordt de nettowinst gedeeld door het eigen vermogen (EV) of het totale vermogen (TV) van het bedrijf. Het percentage toont de verhouding tussen de nettowinst en het vermogen waarmee die opbrengst is verkregen. Rentabiliteit als grootheid legt daarmee een relatie tussen de winst- en verliesrekening enerzijds en het geïnvesteerde vermogen (op de balans) anderzijds. Zo wordt duidelijk hoe efficiënt een bedrijf het vermogen inzet. Investeerders zijn vooral geïnteresseerd in het rendement van hun geïnvesteerd vermogen en zullen dus in eerst instantie kijken naar de rentabiliteit van het bedrijf. Want het maakt nogal uit voor je winstgevendheid of je de nettowinst van € 130.000 met een vermogen van € 750.000 of € 1.000.000 hebt gerealiseerd.
Rentabiliteit zegt in tegenstelling tot de nettowinstmarge niet alleen iets over de mate waarin een bedrijf de verkopen kan omzetten in winst maar ook over de omloopsnelheid van het vermogen. De omloopsnelheid van het vermogen bepaalt samen met nettowinst de rentabiliteit. Een hogere omloopsnelheid van het vermogen resulteert automatisch in een hogere rentabiliteit (winstgevendheid). Dit omdat er minder geïnvesteerd vermogen voor het aanhouden van voorraden en debiteuren nodig is. In het Du-Pont-Schema hieronder wordt duidelijk hoe de omloopsnelheid van het vermogen bijdraagt aan de winstgevendheid van een bedrijf.
2 Verbeteren Winstgevendheid → Du-Pont-Schema
Winstgevendheid is één van de belangrijkste maatstaven om de financiële gezondheid van een bedrijf te beoordelen. Het Du-Pont-schema maakt duidelijk hoe de winstgevendheid van een bedrijf is opgebouwd. Het Du-Pont-schema geeft door het gebruikt van ratio's concrete handvatten hoe je de winstgevendheid kunt verbeteren. Met behulp van het Du-Pont-schema is het mogelijk de invloed van de op de balans en winst- en verliesrekening voorkomende posten (zoals debiteuren, voorraden, afschrijvingskosten) op de rentabiliteit te bepalen.
De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) is gelijk is aan de winstmarge vermenigvuldigd met omloopsnelheid van het totale vermogen. Hiervan leidt je af dat de winstgevendheid van een bedrijf afhankelijk is van de hoogte van de kosten én de omloopsnelheid van het vermogen. Met behulp van het Du-Pont-schema kun je nu eenvoudig bepalen wat de invloed is van bijvoorbeeld de afschrijvingen, de inkoopwaarde van de omzet, de hoogte van de voorraden en debiteuren op de winstgevendheid van je bedrijf. En daarmee weet je aan welke 'knoppen' je moet draaien om de rentabiliteit te verbeteren.
3 Voorbeeld Du-Pont-schema

Rentabiliteit
De rentabiliteit van het totale vermogen en die van het Eigen vermogen bedragen respectievelijk 25% ((€170.000 + € 50.000)/€880.000) en 47% ((€130.000 + € 50.000)/€380.000). Daarmee kan gerust worden gesteld dat De Computerwinkel behoorlijk winstgevend is. De vraag is nu wat De Computerwinkel kan doen om de rentabiliteit verder te verhogen. Hoe kan De Computerwinkel de rentabiliteit op het totale vermogen van 25% verder verbeteren. Het Du-Pont-schema geeft concrete handvatten. Met behulp van het Du-Pont-schema is de rentabiliteit herleidbaar naar de volgende winst- & verlies en balansposten.
Op welke posten moet gestuurd worden?
Op basis van bovenstaande Du-Pont-schema wordt al snel duidelijk wat de mogelijkheden zijn om de rentabiliteit van 25% te verhogen. Richt je daarbij vooral op die posten die grote invloed hebben op de winstmarge en de omloopsnelheid. Dit doe je door je te richten op de grootste bedragen helemaal rechts in het schema.- Inkoopwaarde van de omzet; als je kijkt naar het Du-Pont-schema dan blijkt dat de inkoopwaarde van de omzet van de totale kosten het meest invloed heeft op de winstmarge. Stel dat je naar onderhandelingen met de leverancier een besparing van 20% kunt realiseren. De winst stijgt dan met € 40.000. Waardoor de winstmarge stijgt van 44% naar 52% (€ 260.000 / € 500.000). De rentabiliteit van het totale vermogen stijgt dan (als de omloopsnelheid van het vermogen gelijk blijft) van 25% naar 30%.
- Relatiegeschenken; de afdeling marketing ziet mogelijkheden om het bedrag voor relatiegeschenken met 50% terug te brengen tot € 5.000. De rentabiliteit stijgt van 25% naar 25,6% omdat de winstmarge (bovenkant van het schema) stijgt van 44% (€ 220.000 / € 500.000) naar 45% (€ 225.000 / € 500.000). Het effect op de rentabiliteit is echter minimaal omdat de kosten van relatiegeschenken ten opzichte van de totale kosten beperkt is. Hoewel elke besparing er één is moet de focus van de organisatie zich eerst richten op die posten met een groter effect op de rentabiliteit.
- Voorraden; voorraden is een balanspost. Daarmee komen we aan de onderkant van het Du-Pont-schema. Als je de omloopsnelheid van de voorraden verhoogd is minder vermogen nodig waardoor de omloopsnelheid van het totaal vermogen ook beter wordt. En daarmee weer de rentabiliteit. Als je in staat bent om lagere voorraden aan te houden (omloopsnelheid van de voorraden te verhogen) dan heb je minder vermogen nodig om deze te financieren. Door nieuwe afspraken te maken met de leverancier is De Computerwinkel in staat de termijn dat een computer in de voorraad ligt te verlagen van 116 dagen naar 58 dagen. Daarmee wordt het benodigde investering in voorraden ook lager, namelijk 58/365 * € 500.000 = 80.000. Het totale vermogen daalt dan ook met € 80.000 waardoor de omloopsnelheid van het totale vermogen stijgt van 0,57 naar 0,61. En de rentabiliteit stijgt van 25% naar 27%.
- Liquide middelen; de liquide middelen zijn erg hoog. Het is geld waarmee slechts een klein rendement op de rekening-courant wordt verdiend. Stel dat € 20.000 aan kasgeld moet volstaan om de dagelijkse uitgaven te doen. Het verschil, een bedrag van € 100.000 is dus eigenlijk niet nodig. Door bijvoorbeeld de € 100.000 uit te keren aan de eigen vermogensverschaffers vermindert (zonder risico) de vlottende activa van € 380.000 naar € 280.000. Het totaal vermogen wordt daarmee uiteraard ook € 100.000 lager. Waardoor de omloopsnelheid van het totale vermogen stijgt van 0,57 naar 0,61. De rentabiliteit stijgt van 25%naar 28%. Het advies is dan ook om de € 100.000 uit te keren of te investeren in uitbreiding van De Computerwinkel. Niks doen, het geld op de bank laten staan, gaat ten koste van de rentabiliteit.
Rentabiliteit na efficiencyslagen
De eigenaar van De Computerwinkel heeft de vier bovenstaande adviezen ter harte genomen en heeft de adviezen in het afgelopen jaar doorgevoerd. Onderstaande Du-Pont-schema laat zien dat De Computerwinkel de rentabiliteit heeft weten te verhogen van 25% naar 38%.
Conclusie Du-Pont-schema
Met het rekenvoorbeeld wordt op eenvoudige wijze duidelijk wat het effect is van het verhogen van de omloopsnelheid van de voorraden, liquide middelen of debiteuren op de rentabiliteit. Maar ook het effect van besparingen op de kosten kun je met het Du-Pont-schema doorrekenen. Het Du-Pont-schema is een goed instrument om de winstgevendheid van een organisatie te doorgronden. En het geeft daarmee meteen concrete handvatten aan welke 'knoppen' je kunt draaien om de rentabiliteit verder te verhogen.