
Inhoudsopgave
Een belangrijke taak binnen de financiële functie is de zogenaamde treasuryfunctie of kassiersfunctie. De kassiersfunctie bewaakt de financiële positie van de organisatie. De kassiersfunctie is verder verantwoordelijk voor een veilig en efficiënt geldverkeer. De treasurer moet risico's die inherent zijn aan het geldverkeer binnen het bedrijf beheersen. Verder moet de treasurer ervoor zorgen dat dat de organisatie op korte en lange termijn aan haar verplichtingen kan voldoen.
1 Kasbeheer
Het kasbeheer omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en het beheer van liquiditeitsposities tot één jaar. Een belangrijke activiteit is het dusdanig beheren van de dagelijkse geldstromen dat rekeningen kunnen worden betaald, misbruik van gelden niet mogelijk is en het rendement op de beschikbare liquiditeiten wordt geoptimaliseerd.
- Beheer van de kassa; het beheer van de contante gelden die in een bedrijf aanwezig zijn is de meest in het oog springende activiteit van een goed kasbeheer. Denk daarbij vooral aan de kassa waarin contante ontvangsten worden vastgelegd. Of aan kleine potjes contant
geld die voor de reguliere bedrijfsvoering noodzakelijk zijn. Begrippen als kasverantwoordingsstaat, kasoverdracht, kluis, kasverschillen, bonnetje van betalingen, kascontrole en kasvoorschotten staan daarbij centraal.
- Geldstromenbeheer; omvat al die activiteiten die nodig zijn om geld te verplaatsen zowel binnen de organisatie als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer). Doel van een goed beheer is om het verplaatsen van geldstromen tot een minimum te beperken qua omvang en frequentie, de resterende geldstromen met een zo gering mogelijk liquiditeitsbeslag af te wikkelen en het tijdsbeslag van de verplaatsing van de geldstromen te minimaliseren.
- Saldobeheer; omvat het beheer van de dagelijkse saldi. Hier valt bijvoorbeeld het onderhouden van de rekeningeninfrastructuur onder en het zorgdragen dat er genoeg geld op de rekening staat om de rekeningen te betalen. Verder gaat het saldobeheer over het optimaal organiseren van de kaspositie van de verschillende bankrekeningen zodanig dat je zo min mogelijk rentekosten hoeft te betalen (of zo hoog mogelijke renteopbrengsten ontvangt).
- Liquiditeitenbeheer; op basis van de inkomsten en uitgaven die zijn gedaan en die er binnenkort aan komen stelt de treasurer dagelijks een liquiditeitsprognose op. Op basis van de liquiditeitsprognose trekt de treasurer geld aan of zet deze uit in de markt. Liquiditeitenbeheer moet garanderen dat een bedrijf op korte termijn aan haar verplichtingen kan voldoen (haar rekeningen kan betalen).
2 Bewaken financiële positie
Een andere belangrijke taak van de treasuryfunctie is het bewaken van de financiële positie door inzicht te geven in de financiële gezondheid van de organisatie. En ervoor te zorgen dat de organisatie op korte- en lange termijn aan haar verplichtingen kan voldoen. Daarnaast geeft de treasurer inzicht in de hoogte van het weerstandsvermogen. En bepaalt of dit weerstandsvermogen voldoende is om de risico's van de organisatie mee op te vangen. De winst- & verliesrekening, de balans en het kasstroomoverzicht geven belangrijke informatie over de prestaties en financiële gezondheid van een organisatie. Omdat absolute bedragen niet veel betekenis hebben worden de prestaties en de financiële gezondheid van organisaties veelal in ratio’s uitgedrukt.- Winstgevendheid; de winstgevendheid van een bedrijf is een goede graadmeter voor de vraag of een bedrijf financieel gezond is of niet. Bedrijven streven er naar om een zo
hoog mogelijke winst te realiseren. In de theorie én in de praktijk komen we voor het bepalen van de winstgevendheid van een bedrijf meerdere ratio's en kengetallen tegen die op de pagina winstgevendheid staan uitgewerkt.
- Liquiditeit; de liquiditeit van een organisatie geeft aan de mate waarin een organisatie op korte termijn aan haar verplichtingen kan voldoen. Wanneer de liquide middelen en de te verwachte inkomsten ontoereikend zijn om de rekeningen te betalen gaat de organisatie failliet. Zo gebeurt het nogal eens dat startende ondernemers failliet gaan. Omdat zij geld investeren in gebouwen of productiefaciliteiten maar onvoldoende banksaldo hebben om de rekeningen op korte termijn te kunnen betalen. Op de pagina liquiditeit staan de meest voorkomende kengetallen uitgewerkt.
- Solvabiliteit; de solvabiliteit van een organisatie geeft aan de mate waarin een organisatie op lange termijn haar schulden kan aflossen. De solvabiliteitsratio’s stellen vast in welke mate een organisatie met eigen vermogen of vreemd vermogen wordt gefinancierd. Over het algemeen geldt daarbij dat hoe meer een bedrijf is gefinancierd met eigen vermogen (en dus minder afhankelijk is van externe partijen) hoe sterker de financiële structuur is. De solvabiliteit is van belang voor het vertrouwen van (nieuwe) vreemd vermogen verschaffers. Hoe hoger de ratio's hoe groter de kans dat verschaffers van vreemd vermogen hun geld terug krijgen. En hoe eerder zij bereid zijn om (nog) een geldlening beschikbaar te stellen.
- Overige ratio's en kengetallen; de ratio's en kengetallen die zich richten op de winstgevendheid geven een belangrijk signaal over de prestaties en financiële gezondheid van een organisatie. Deze ratio's en kengetallen geven echter geen inzicht hoe de winstgevendheid tot stand komt. Om te kunnen bepalen hoe de winstgevendheid tot stand komt (en hoe je die kan verbeteren) worden op de pagina 'Overige ratio's en kengetallen' relaties gelegd tussen de de balans en de winst- en verliesrekening.
3 Financiering & Financieringsstructuur
Financiering is een deelfunctie van treasury en omvat het aantrekken van het benodigde eigen- en vreemd vermogen, het uitzetten van langlopende overtollige liquide middelen op de markt en het zorgdragen voor goede relaties met marktpartijen. Met financiering wordt bedoeld de wijze waarop de activiteiten van een organisatie worden betaald. De passivazijde van de balans laat zien hoe de bezittingen (activazijde van de balans) van een organisatie (zoals gebouwen, machines en voorraden) worden gefinancierd. Weonderscheiden aan de passivazijde op de balans het eigen vermogen en het vreemd vermogen.
- Eigen Vermogen; dat is het eigen kapitaal c.q. geld van een onderneming. Het eigen vermogen bestaat uit het door de eigenaren geïnvesteerde vermogen (aandelenkapitaal) plus de reserveringen die in de loop van de tijd zijn ontstaan. Bij een eenmanszaak brengt de ondernemer zelf het kapitaal in. Bij een NV of BV zijn dat de aandeelhouders.
- Vreemd Vermogen; vreemd vermogen zijn leningen die banken of andere vermogensverschaffers (tegen een vaste vergoeding) beschikbaar stellen. We onderscheiden daarbij lang vreemd vermogen, zoals hypothecaire leningen en kort vreemd vermogen zoals het doorlopend bankkrediet. Kortlopende schulden aan crediteuren of de Belastingdienst behoren ook tot het kort vreemd vermogen.
3a Financieringsvormen
Hieronder staan verschillende manieren waarmee je als bedrijf geld kunt aantrekken. Voor welke vorm je kiest hangt sterk af van de situatie. Hoe hoog is je financieringsbehoefte, waarvoor heb je het geld nodig, hoe lang heb je het geld nodig en ben je bereid om een stuk zeggenschap weg te geven? Zo financier je de aankoop van een gebouw niet met een relatief duur bankkrediet. Logischer is het om voor de aankoop van een gebouw een hypothecaire lening afsluiten. Je kunt echter ook extra kapitaal aantrekken door aandelen uit te geven en daarmee het gebouw te betalen.- Privévermogen (eigen kapitaal); je stopt dan geld vanuit je privévermogen in je eigen bedrijf. Vooral startende ondernemers doen dit vaak. Het overgrote deel van de startende bedrijven is binnen een jaar failliet. Daarom zijn banken terughoudend om aan startende ondernemers een lening te verstrekken. Of alleen tegen hoge rentetarieven en onder strikte voorwaarden. Door privévermogen in je bedrijf te stoppen hoef je deze hoge rente niet te betalen. Daarbij verbeter je de solvabiliteit van je bedrijf waardoor banken op termijn toch bereid zijn in je bedrijf te investeren.
- Aandelen (aandelenkapitaal); bedrijven geven aandelen uit om geld op te halen om daarmee de activiteiten van het bedrijf te financieren. Het geld (kapitaal) dat de aandeelhouders beschikbaar stellen aan een bedrijf maakt onderdeel uit van het eigen vermogen van dat bedrijf. Voor het beschikbaar stellen van kapitaal ontvangen houders van aandelen dividend. Een beloning,
die elk jaar sterk kan wisselen, voor het beschikbaar stellen van vermogen. Aandeelhouders hebben ook stemrecht op de vergadering van aandeelhouders en kunnen daarmee invloed uitoefenen op het beleid van het bedrijf.
- Obligaties; overheden en bedrijven kunnen ook geld aantrekken door het uitgeven van een obligatie. Obligaties zijn niets anders dan langlopende leningen die verhandelbaar zijn op een beurs. Bij obligaties ontvangen de kopers, de verschaffers van het vreemd vermogen, veelal een vaste rente. Obligaties geven in tegenstelling tot aandelen geen recht op zeggenschap of een winstuitkering (dividend). Doordat bij faillissement eerst de (obligatie)leningen moeten worden afgelost zijn obligaties voor investeerders minder risicovol dan aandelen. Daar staat tegen over dat de obligatiehouder niet meedeelt in de winstuitkering.
- Achtergestelde Lening; is een lening met het karakter van eigen vermogen omdat de kredietgever zijn vordering achterstelt bij de overige schuldeisers. Daarom wordt een achtergestelde lening vaak als kapitaal beschouwd. Banken tellen achtergestelde leningen op bij het eigen vermogen wat de solvabiliteit van het bedrijf verbeterd. Waardoor je als bedrijf weer sneller geld kunt lenen bij een bank. Kredietverstrekkers vragen bij achtergestelde leningen daarom om een hogere rentevergoeding. Het betreft veelal leningen met een maximale termijn van 8 jaar.
- Hypothecarie leningen; een hypothecaire lening, hypothecair krediet of lening met hypothecaire zekerheid is een geldlening waarbij een registergoed, bijvoorbeeld een gebouw of fabriekshal, als onderpand dient. Als een bedrijf geld leent voor de koop van een fabriekshal is het bedrijf eigenaar van het pand, geldnemer en hypotheekgever. De geldgever, de bank, is de hypotheeknemer. Voor de bank is een hypothecaire lening een veilige manier om geld uit te lenen. Omdat de bank het onderpand mag opeisen en verkopen wanneer een bedrijf niet aan haar verplichtingen (aflossingen en/of rentebetalingen) kan voldoen.
- Onderhandse Leningen; er is sprake van een onderhandse lening als een ondernemer geld leent van familie of vrienden. Bij een onderhandse lening is er geen bemoeienis van een bank of andere financiële instelling. Veel startende bedrijven lenen bijvoorbeeld geld van familie of vrienden om hun bedrijf op te starten. Mede omdat banken terughoudend zijn bij het verstrekken van lening aan startende bedrijven. Ander voordeel voor de ondernemer is dat bij een onderhandse lening geen BKR-toetsing plaatsvindt. Maar let op! Als een ondernemer de schuld aan familie of vrienden niet kan aflossen leidt dit vaak tot problemen in de relationele sfeer.
- Bankkredieten; het betreft geld dat een bedrijf van de bank leent. Waarbij er in de overeenkomst afspraken worden gemaakt over de aflossingen en de rente die over de lening moet worden betaald. Een specifieke vorm van een bankkrediet is het zogenaamde doorlopend krediet. Het doorlopend krediet is een flexibele lening, waarbij je een kredietlimiet krijgt. Binnen deze kredietlimiet kunt je naar behoefte geld opnemen of aflossen. Je betaalt alleen rente over het bedrag dat je opneemt, niet over de rest van je kredietlimiet. Voor deze flexibiliteit betaal je vaak wel een iets hogere rente.
- Kortlopendende schulden; dit zijn geen leningen maar schulden van een bedrijf aan derde partijen die nog niet zijn betaald. Deze schulden staan net als het eigen vermogen en leningen op de passivazijde van de balans opgenomen. Met kortlopende schulden kun je (in theorie) andere activiteiten van het bedrijf mee betalen. Kortlopende schulden zijn bijvoorbeeld schulden aan de Belastingdienst of schulden aan leveranciers. Je kunt de schuld aan leveranciers zien als financiering van bijvoorbeeld de voorraden waarover een bedrijf beschikt.
Omdat banken terughoudender zijn geworden met het beschikbaar stellen van leningen doen bedrijven steeds meer een beroep op alternatieve vormen van financiering. Bedrijven halen geld op bij particuliere investeerders of maken gebruik van crowdfunding. En je ziet ook steeds vaker dat alternatieve vormen dat financiering worden aangeboden waardoor het niet meer nodig is om geld van de bank te lenen. Denk daarbij aan huur of leasing van bedrijfsmiddelen van bijvoorbeeld auto's of gebouwen (in plaats van deze te moeten kopen).
3b Financieringsstructuur
Een belangrijke doelstelling van de treasury afdeling is het minimaliseren van de vermogenskosten. In het vraagstuk van de financieringsstructuur staat de vraag centraal of de wijze waarop de activiteiten van een organisatie gefinancierd worden kan bijdragen aan de winst van die organisatie. Is er een verhouding tussen het eigen vermogen, het lang vreemd vermogen en het kort vreemd vermogen die bijdraagt aan de marktwaarde van een organisatie? Waarij begrippen als de gemiddelde kostenvoet, financieel hefboomeffect en het Capital Asset Pricing Model centraal staan.
- Gemiddelde vermogenskostenvoet; de gemiddelde vermogenskostenvoet is binnen het vakgebied Bedrijfseconomie en al helemaal bij financieringsvraagstukken een belangrijke factor. Doel is de gemiddelde kostenvoet te minimaliseren om zo de marktwaarde van de onderneming te maximaliseren.
De gemiddelde vermogenskostenvoet is het gemiddelde percentage rente (vreemd vermogen) en vergoeding (eigen vermogen) die een bedrijf over haar totale vermogen moet betalen. De formule om de gemiddelde kostenvoet te berekenen is relatief eenvoudig: De vraag bij (ondernemings)financiering is nu of er een verhouding bestaat tussen het eigen vermogen, het lang vreemd vermogen en het kort vreemd vermogen die leidt tot een optimale (laagst mogelijke) gemiddelde vermogenskostenvoet? Of andere gezegd: draagt een bepaalde verhouding van het eigen vermogen en vreemd vermogen bij aan de marktwaarde van jouw bedrijf?
-
Capital Asset Pricing Model; Modigliani & Miller (M/M) als wel het Capital Asset Pricing Model (CAPM) presenteren de zogenaamde irrelevantietheorie. Deze theorie stelt dat financieringsbeslissingen niet bijdragen aan de marktwaarde van een onderneming. De argumentatie hierachter is simpel. Naarmate het aandeel van het vreemd vermogen in het totaal vermogen stijgt zal het risico voor de verschaffers van het eigen vermogen hoger worden. Voor dit hogere risico willen de eigen vermogensverschaffers een hoger rendement. Maar omdat vreemd vermogen ‘goedkoper’ is blijft de gemiddelde vermogensvoet gelijk.
- Imperfectie van de winstbelasting; Modigliani en Miller werken in een latere studie de imperfectie van de winstbelasting uit. De fiscus subsidieert de rentekosten over het vreemd vermogen. Immers deze rentekosten zijn fiscaal aftrekbaar. Hierdoor stellen zij dat de marktwaarde van de organisatie hoger wordt naarmate de organisatie met meer vreemd vermogen is gefinancierd. Als de kosten van vreemd vermogen lager zijn dan de gemiddelde vermogenskostenvoet, wat veelal het geval is, wordt er verdiend op het aantrekken van vreemd geld. Hoewel er wel sectoren zijn die sterk zijn gefinancierd met vreemd vermogen zijn er geen ondernemingen die op vrijwillige basis voor 99,9% met vreemd vermogen zijn gefinancierd. Dus ook deze theorie gaat niet op.
4 Complexe Financiële Instrumenten (=Derivaten)
Het risicobeheer is een deelfunctie van treasury en omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico's binnen een bedrijf. Bedrijven willen deze financiële risico's beheersen omdat zij voor hun resultaat niet afhankelijk willen zijn van ontwikkelingen op de internationale financiële markten. We onderscheiden daarbij de volgende soorten risico's.- Renterisico; het risico dat de rentelasten van leningen die zijn afgesloten in de toekomst hoger zijn dan waar het bedrijf in haar meerjarenraming rekening mee heeft gehouden.
- Kredietrisico (of debiteurenrisicobeheer); het risico dat debiteuren niet in staat zijn de vorderingen die een bedrijf op hen heeft te betalen. Waardoor vorderingen deels moeten worden afgeschreven wat ten koste gaat van het resultaat van het bedrijf.
- Koersrisico (prijsrisico); het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen als gevolg van prijs- of koersontwikkelingen. Bijvoorbeeld waardevermindering van aandelen of gebouwen die een bedrijf in haar bezit heeft of prijsdalingen van aangekochte grondstoffen zoals goud, olie, graan of andere commodities.
- Valutarisico; het risico van waardedaling van vreemde valuta die het bedrijf in haar bezit heeft als gevolg van ontwikkelingen in de wisselkoers.
4a Kenmerken Complexe Financiële Producten
Naast de eenvoudige financiële instrumenten zoals het aandeel, de obligatie of de spaarrekening kennen we ook de complexte financiële producten. Voor het beleggen in complexe financiële producten heeft de belegger specialistische kennis nodig. Een beleggingsadviseur of bank moet zich volgen Europese regelgeving ervan gewisse dat de belegger ook daadwerkelijk over deze kennis beschikt alvorens zij advies mogen uitbrengen. Rendementen van complexe financiële producten zijn in potentie hoog. Maar daar staat een hoog risico tegenover. Complexe financiële producten hebben de volgende kenmerken:
- Afgeleide producten (derivaten); complexe financiële producten zijn afgeleide producten, zogenaamde derivaten. Derivaten zijn beleggingsproducten die afgeleid zijn van andere (financiële) producten zoals aandelen, obligaties, indices, grondstoffen of valuta's. De belegger speculeert alleen op de prijsontwikkeling van deze producten. Daarom spreken we van een afgeleid financieel instrument.
- Prijsontwikkeling; bij afgeleide producten beschikt de belegger vaak niet zelf over de onderliggende waarde (aandelen, obligatie, goud of aardappelen) maar speculeert het alleen op de prijsontwikkeling van de het aandeel of de obligatie.
Veelal wordt een complex financieel product (derivaat) door verkocht of afgesloten voor de vervaldag. Dit omdat het niet de bedoeling is dat de belegger de onderliggende waarde daadwerkelijk in bezit krijgt.
- Hefboomproducten; complexe financiële producten maken gebruik van het zogenaamde hefboomeffect. Dat wil zeggen dat je het effect van een belegging kunt verveelvoudigen zonder dat je extra vermogen investeert. De hefboomwerking werk als volgt. Stel je hebt 1 aandeel van € 1.000. Bij een koersstijging van 10% heb je een winst van € 100. Als je een call-optie hebt voor 500 aandelen en de beurskoers ligt 10% hoger dan de uitoefenprijs dan is de winst gelijk aan 10% van € 1000 maal 500. De winst bedraagt dan geen € 100 maar 500 * € 100 = € 50.000. Dit klinkt natuurlijk fantastisch. Je hoeft alleen in een optie te investeren en niet in de onderliggende aandelen zelf. Maar voor de optie moet je een (hoge) optiepremie betalen. En als de koers daalt in plaats van stijgt ben je de gehele investering in de optiepremie kwijt.
Derivaten zijn ontwikkeld om het risico van prijsveranderingen af te dekken. Philips die met een valutaswap het risico van veranderende wisselkoersen afdekt of de Rabobank die met een Future Rate Agreement renterisico afkoopt. Derivaten worden echter steeds vaker gebruikt als belegging: dit noemen we dan speculatie. Inmiddels worden derivaten veel vaker gebruikt voor beleggen dan voor het (traditionele) afdekken van prijsveranderingen.
4b Opties, Warrants, Termijncontracten & Swaps
- Futures en Forward Rate Agreements (FRA's); zijn zogenaamde termijncontracten waarbij een toekomstige transactie wordt overeengekomen. Bij een termijncontract heeft de koper de plicht om het product (het aandeel, goud of bepaalde hoeveelheid valuta) tegen een vooraf vastgestelde prijs te kopen. Waarbij futures aan de beurs worden verhandeld en FRA's op de zogenaamde 'Over the Counter' markten.
Belangrijk kenmerk van een termijncontract is dat een afspraak wordt gemaakt voor een toekomstige transactie tegen een prijs die in het hier en nu wordt afgesproken. KLM spreekt bijvoorbeeld met een belegger af om over negen maanden een bepaalde hoeveelheid kerosine te kopen tegen de dagprijs van vandaag. Prijsstijgingen of -dalingen van kerosine hebben daarmee de komende negen maanden geen invloed op het resultaat van KLM.
- Opties en Warrants; ook in de optie of warrant staat een toekomstige transactie centraal. Bij opties en warrants bestaat er een recht en níet de plicht om de transactie op een bepaalde datum plaats te laten vinden. Voor dit recht betaalt de koper van de optie een optiepremie aan de verkoper. Waarbij futures aan de beurs worden verhandeld en warrants op de zogenaamde 'Over the Counter' (OTC) markten.
Bij een call-optie (of call-warrant) koop je het recht om bijvoorbeeld 500 aandelen binnen een vastgestelde periode te kopen tegen een van tevoren vastgestelde prijs. Het bedrag dat je voor dit recht, de optie, moet betalen is de optiepremie. De koper van de call-optie speculeert op een waardestijging van het aandeel in de toekomst. Ligt de prijs van het aandeel op de expiratiedatum onder de uitoefenprijs dan is de optie niks waard. Het verlies voor de koper van een call-optie beperkt zich tot de betaalde optiepremie. Ligt de prijs van het aandeel op de expiratiedatum boven de uitoefenprijs dan kan de koper van de optie in beginsel onbeperkte winsten maken. Afhankelijk van de koers van het aandeel.
- Swaps; de swap heeft hetzelfde doel als de termijncontract of de optie. Namelijk het afdekken van risico's en het speculeren op prijsontwikkelingen. Bij een swap is er echter geen sprake van toekomstige transactie. Een swap is een ruilcontract waarbij een partij voor een bepaalde periode een risico wisselt tegen dat van een andere partij. Bij een swap wordt dat gedaan door bepaalde geldbedragen (bijvoorbeeld de vaste en variabele rente over een geldlening bij een renteswap) voor een bepaalde periode uit te wisselen.
De valutaswap is een transactie waarbij twee partijen met elkaar overeenkomen voor een bepaalde tijd valuta met elkaar te ruilen. Wanneer bijvoorbeeld Philips een verkoop doet in dollars, en weet dat zij over drie maanden een leverancier ook in dollars moet betalen, dan kan Philips er voor kiezen (1) de valuta aan te houden, met het risico dat de wisselkopers verandert en daarmee het resultaat van Philips wordt beïnvloed, (2) tweemaal een wisseltransactie uit te voeren of (3), de meeste goedkope mogelijkheid, een valutaswap afsluiten.
Waarschuwing!
Overheden, banken en andersoortige organisaties kunnen met behulp van derivaten financiële risico's afdekken. Hierdoor kunnen organisatie zich richten op de kernactiviteiten van de organisatie zonder dat financiële resultaten de winst beïnvloeden. Maar wees je ervan bewust dat als gevolg van de hefboomwerking van complexe financiële producten winsten (maar ook de verliezen) enorm kunnen zijn. Het gebeurt dan ook regelmatig dat bedrijven maar soms ook overheidsorganisaties (Woningcorporatie Vestia) de waarde van hun derivatenportefeuille geheel of gedeeltelijk af te schrijven. Met alle solvabiliteits- en liquiditeitsrisico's van dien. Met uitzondering van financiële instellingen is het dringend advies om derivaten alleen te gebruiken voor het afdekken van financiële risico's. En niet als belegging om de winst te verhogen. En verder geldt:
- Vermijdt open posities; bouw geen open posities op. Tenzij je een financiële instelling bent behoort speculeren niet tot de taak van jouw organisatie. Sterke nog, het speculeren kan de continuïteit van de primaire taak in het geding brengen.
- Vermijdt complexiteit; de risico's van sommige derivaten worden weer afgedekt met andere derivaten. Hierdoor ontstaat een complex geheel van financiële instrumenten waar alleen de specialist nog iets van begrijpt (als het goed is). Vraag je treasurer om uitleg. Als deze het niet goed kan uitleggen dan is er nattigheid. En adviseer ik je om in te grijpen.
5 Wet- en Regelgeving Treasury
De treasuryfunctie staat al een aantal jaren in de belangstelling. Dit omdat er steeds meer nieuwe financieringsinstrumenten geïntroduceerd worden die steeds complexer worden. Voor de bestuurders wordt het steeds lastiger om in te schatten hoe risicovol de activiteiten zijn die de treasurer uitvoert. Met alle risico's en schandalen van dien. Met als gevolg dat er in de afgelopen decennia steeds meer wet- en regelgeving is opgesteld om bedrijven, organisaties, financiers en andere belanghebbenden te beschermen tegen deze risico's.
5a Treasury richtlijnen
In het treasurystatuut worden de algemene doelstellingen en de vigerende wet- en regelgeving die op de organisatie van toepassing zijn vertaald in concrete kaders. Die weer als uitgangspunt dienen voor het operationele treasurybeheer. Er moet dus altijd iets van een treasurystatuut aanwezig zijn. In het treasurystatuut zijn richtlijnen en instructies opgenomen waaraan een organisatie in het algemeen en de treasurer in het bijzonder aan moet houden. Kaders voor bijvoorbeeld het aantrekken of uitzetten van geld of het inzetten van financiële instrumenten. Veel voorkomende richtlijnen zijn:
- Kredietrisico c.q. toegestane tegenpartijen; eisen aan de kredietwaardigheid van de partijen voor het uitzetten van middelen (of het afsluiten van derivaten). Vaak is het zo dat geld alleen mag worden weggezet bij banken met een A-rating en dat er minimale eisen bestaan over de minimale diversificatie van tegenpartijen.
- Toegestane financiële instrumenten; om risico's met financiële instrumenten te beheersen staat in het treasurystatuut veelal dat (overtollige) liquide middelen niet in aandelen of derivaten belegd mogen worden. Tenzij de derivaten worden gebruikt voor het afdekken van financiële risico's. En dan wordt veelal expliciet aangegeven met welke instrumenten dat is toegestaan.
- Kasgeldlimiet; is het maximum bedrag waarvoor een organisaties kortlopende kredieten mag aantrekken op de geldmarkt. Het kasgeldlimiet zorgt ervoor dat er niet te veel kortlopende leningen worden aangetrokken. Veelal wordt een kasgeldlimiet uitgedrukt in percentage van balanstotaal. Dus bijv. maximaal 8% van balanstotaal aan kortlopende leningen.
- Maximale omvang van transacties per tegenpartij; dit is ook een vorm van risicospreiding zodat bij faillissement van een tegenpartij het verlies beperkt blijft tot de afgesproken limiet.
- Richtlijnen voor renteherzieningsmomenten; zorgt voor een spreiding in vervaldata in langlopende leningen en daarmee een spreiding in de renteherzieningsmomenten. Met als doel het voorkomen van sterke schommelingen in rentekosten van geleend geld. Dit leidt tot een solide financieringswijze.
Bij het doorlichten van de Treasuryfunctie komt het erop neer om vast te stellen welke risico beperkende instrumenten de organisatie hanteert om de risico's, die de treasuryfunctie van nature in zich heeft, te beperken. En hoe deze resterende risico's zich verhouden tot de visie van de organisatie en eventuele wet- en regelgeving.
5b Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO)
Elke (semi) publieke sector kent haar eigen regelgeving rondom treasury activiteiten. Met als doel om de risico's die treasury met zich meeneemt te beperken. Voor decentrale overheden zijn deze regels vastgelegd in de Wet Financiering Decentrale Overheden.
- Voorgeschreven instrumenten; de wet Fido schrijft voor welke instrumenten gemeenten mogen gebruiken (en welke niet) om de financiële risico's die gemeenten lopen bij lenen en beleggen te beperken. Het geeft geldschieters de zekerheid dat gemeenten geen 'gekke dingen' doen, waardoor zij aan gemeenten een lagere rente vragen dan aan minder solide partijen; dat is gunstig voor de gemeentekas. Risicobeheersing is dus ook kostenbesparing.
- Kasgeldlimiet en de renterisiconorm; de risico's van lenen worden beperkt doordat gemeenten zich moeten houden aan de zogeheten kasgeldlimiet en de renterisiconorm. De limiet zorgt ervoor dat er niet te veel kortlopende leningen worden aangetrokken; de renterisiconorm zorgt voor spreiding in vervaldata van de langlopende leningen en daarmee in de spreiding van de renteherzieningsmomenten.
- Hoofdsomgarantie; de wet Fido beschouwt beleggen niet als een normale publieke taak, maar als een tijdelijke activiteit omdat er een bepaalde tijd meer geld 'in kas' zit dan voor de gewone bedrijfsvoering nodig is. Beleggen doet de gemeente dan ook niet om rendement te maken, maar om geld dat in een periode niet nodig is op een veilige manier te stallen. Daarom mag de gemeente alleen beleggen in waardepapieren met weinig risico (hoofdsomgarantie). Dus - bijvoorbeeld - niet in buitenlandse valuta of in aandelen. Maar wel in obligaties waarvan het zeker is dat het bedrag op afgesproken moment volledig wordt terugbetaald.
De beleggingen van overtollige liquide middelen die onder de Fido-regels vallen, moeten worden onderscheiden van de gewone uitzettingen die in het kader van de publieke taak kunnen plaatsvinden, zoals kapitaalverstrekkingen, leningen (garanties), aandelenbezit en participaties (deelnemingen / PPS).