Actie-Reactie
Onenigheid in relaties gaan vaak niet over de inhoud van die relatie maar over de relatie zelf. Medewerkers willen vaak best wel overwerken om de deadline te halen. Maar de leidinggevende moet dat natuurlijk wel normaal vragen. De Roos van Leary maakt onbewuste gedragspatronen zichtbaar. Zodat je hier als leidinggevende op in kunt spelen en je teamleden betere kunt beïnvloeden.
Op basis van psychologisch onderzoek uit de jaren ’50 van de vorige eeuw concludeert Leary dat het gedrag van de ander mede een reactie is op je eigen gedrag (actie-reactie). De Roos van Leary is niet bedoeld om mensen te typeren. Mensen nemen namelijk in elke relatie een andere gedragsvorm aan. Afhankelijk van de relatie, het eigen karakter én het gedrag van de ander.
4 Basis gedragsvormen
Op basis van psychologisch onderzoek komt Leary tot de conclusie dat gedragspatronen voorspelbaar zijn. met behulp van de Roos van Leary worden verschillende gedragspatronen in kaart gebracht. Leary stelt dat gedrag in een relatie over 2 assen verloopt. De zogenaamde Tegen-Samen-as en de Boven-Onder-as. Leary onderscheidt daarbij vier basis gedragsvormen:
- Tegen-gedrag (zaakgericht); het gedrag is erop gericht om het eigen belang te vertegenwoordigen. Kernwoorden zijn; rationeel, argumentatie, wantrouwend, principieel en eigen belang. Een bepaalde mate van tegen-gedrag draagt bij aan een goede discussie. Door een bepaalde mate van tegen-gedrag worden argumenten over en weer scherp neergezet. Te veel tegen-gedrag kan echter al snel leider tot te grote mate van assertiviteit of zelfs agressiviteit. Wat ten koste gaat van de relatie.
- Samen-gedrag (mensgericht); in dit geval is het gedrag gericht op het onderhouden van een goede relatie. Kernwoorden zijn; respect, verantwoordelijk, elkaar helpen, harmonie en het ontwijken van conflicten. Goede relaties blijken in de praktijk een belangrijke
factor voor het behalen van successen. Te veel samen-gedrag heeft ook en risico. Namelijk dat het te gezellig wordt en goede stevige inhoudelijke discussies niet meer mogelijk zijn.
- Boven-gedrag (dominant); het gedrag is erop gericht om de ander te beïnvloeden (en niet andersom). Kernwoorden zijn; initiatief nemen, assertiviteit en leidend. Voor bepaalde rollen, zoals die van leidinggevende, is een bepaalde mate van boven-gedrag voor de hand liggend. Te veel boven-gedrag schikt medewerkers echter af. Omdat zij geen professionele ruimte ervaren om hun eigen ding te doen. Wat ten koste gaat van de relatie.
- Onder-gedrag (onderdanig); het gedrag is er niet op gericht om anderen te beïnvloeden. Kernwoorden zijn; volgzaam, ondergeschikt en bescheiden. Met onderdanigheid als basis gedragsvorm is niks mis mee. Met deze gedragsvorm zijn veel organisaties groot geworden. Zolang het maar niet door schiet in afhankelijkheid en het niet durven handelen.
Leary stelt dat elke gedragsvorm haar eigen kwaliteiten heeft. En dat in elke relatie in meer of mindere mate alle gedragsvormen voorkomen. En dat iemand in de ene relatie meer dominant aanwezig is terwijl in een andere relatie diegene een meer onderdanige positie inneemt. Het gaat Leary erom dat je van de verschillende gedragsvormen van jezelf en je gesprekspartner bewust bent. Zodat je daar op in kunt spelen.
Wederzijdse beïnvloeding
Centraal element in de theorie van Leary is dat gedrag van de één, gedrag van de ander oproept (actie-reactie). Mensen beïnvloeden elkaar continu door bepaald gedrag te vertonen. Waarop de ander dan weer reageert. Leary stelt dus dat je mede verantwoordelijk bent voor het gedrag van een ander. Je kunt immers je eigen gedrag sturen. Leary onderscheidt daarbij twee beginselen die het gedrag van de ander bepalen:
- Symmetrie-beginsel; Leary stelt hier dat enkele gedragingen hetzelfde gedrag van de ander oproept. Het zogenaamde symmetrie beginsel. Gedrag dat gericht is op samenwerken zal ook bij de ander tot gedrag tot samenwerken leiden. Terwijl tegen-gedrag, gedrag gericht op behartiging van het eigen belang, ook weer tegen-gedrag oproept. Het symmetrie-beginsel vindt je bij de Tegen-Samen-as.
- Complementariteitsbeginsel; er zijn ook gedragingen die juist tegenovergesteld gedrag oproepen. Zo roept dominant gedrag onderdanig gedrag op. En andersom zal iemand die onderdanig gedrag vertoont dominant gedrag bij de ander uitlokken. Leary noemt dit het zogenaamde complementariteitsbeginsel. Het Complementariteitsbeginsel vindt je bij de Boven-Onder-as.
Gedragingen
Leary verdeelt de vier basis gedragsvormen over twee assen. De horizontale as (Tegen-Samen-as) weerspiegelt de relatie die iemand met de ander heeft. Zoekt iemand de samenwerking of streeft deze alleen het eigen belang na? De verticale as (Boven-Onder-as) geeft de manier waarop iemand zich tegenover de ander opstelt weer. Wil iemand de ander domineren of neemt deze juist een meer ondergeschikte positie in? Leary combineert de twee assen en onderscheidt vervolgens 8 gedragsvarianten:
- Dominerend (BS); bij dominerend gedrag wil de één het gedrag van de ander sterk beïnvloeden (bovengedrag). Waarbij die persoon wel de samenwerking zoekt met de ander. Dominant gedrag hoeft niet perse slecht te zijn. Zo is in bijvoorbeeld het leger een hiërarchische gezagsrelatie met bijbehorend gedrag erg belangrijk. Zo lang dominant gedrag maar niet doorschiet tot de overheersing van de ander. Dominant gedrag roept over het algemeen onderdanig gedrag van de ander op.
- Helpend (SB);
bij helpend gedrag wil de één de ander beïnvloeden door sterk de samenwerking te zoeken. En vanuit deze samenwerking de ander proberen te beïnvloeden. Hier vallen bijvoorbeeld coachend leidinggevenden onder. Helpen als gedragsvariant is effectief als het ondersteunen van de ander niet doorschiet in het betuttelen van de ander. Helpend gedrag roept over het algemeen meewerkend gedrag van de ander op.
- Meewerkend (SO); bij meewerkend gedrag streeft men naar samenwerking met de ander en is er de neiging om zich te voegen naar de wensen van die ander (flexibel). Dit moet natuurlijk niet doorslaan naar afhankelijkheid van de één naar de ander. Meewerkend gedrag van de één roept vaak samenwerkend gedrag op bij de ander. Waarbij de ander een meer leidende rol zal pakken.
- Volgend (OS); bij volgend gedrag ligt de nadruk om de ander te laten leiden. En is er de neiging om met de ander samen te werken. Dit gedrag moet niet doorslaan in onderdanig gedrag zodat de één zich altijd naar de ander zal schikken. Volgend gedrag van de één roept vaak dominant gedrag op bij de ander.
- Teruggetrokken (OT); bij teruggetrokken gedrag ligt okk de nadruk om de ander te laten leiden. Maar er is tegelijkertijd weinig interesse in de ander. Dit gedrag kan doorslaan in apathisch gedrag en een onttrekking aan de relatie. Teruggetrokken gedrag roept vaak dominant gedrag op die het ontwijkend gedrag van de ander ter discussie zal stellen.
- Opstandig (TO); bij opstandig gedrag bestaat er wantrouwen naar de ander toe. Diegene vertoont dan ook Tegen-gedrag waarbij hij kritisch staat tegenover alles wat de ander zegt of doet. Opstandig gedrag kan ertoe leiden dat diegene zich gaat afzetten tegen de ander. Wat leidt tot een ineffectieve manier van communiceren. Opstandig gedrag roept vaak aanvallend gedrag van de ander op.
- Aanvallend (TB); bij aanvallend gedrag wil de één haar belangen bij de ander min of meer afdwingen zonder rekening te houden met de belangen van die ander. Risico bestaat dat dit dit gedrag door slaat in agressief gedrag. Aanvallend gedrag roept vaak opstandig gedrag als reactie op. De ander heeft namelijk geen vertrouwen dat naar hem of haar wordt geluisterd en zal afstand nemen in de relatie.
- Concurrerend (BT); bij concurrerend gedrag is sprake van competitief gedrag. Vanuit een dominante houding probeert de één de ander te beïnvloeden om zo het eigen belang na te streven (een brutaal mens heeft de halve wereld). Concurrerend gedrag kan doorslaan in arrogant gedrag. Concurrerend gedrag roept vaak teruggetrokken gedrag op en heeft een negatieve impact op de relatie.
De 8 gedragsvarianten gaan dus over de 8 posities die iemand in een relatie kan innemen. En het moge duidelijk zijn dat de ene gedragsvariant meer effectief is dan de andere. De leidinggevende moet zich hiervan bewust zijn. En moet weten dat hij of zij het gedrag van de ander kan beïnvloeden door zelf bepaald gedrag te vertonen.
Effectief Gedrag
Leary stelt verder dat extreem gedrag per definitie niet effectief is. Het is goed om als manager de afdeling te leiden. Sterker nog, dat is de taak van de manager. Maar op het moment dat het boven-gedrag van de manager omslaat in dominant gedrag dan zal hij de medewerkers van zich vervreemden. En zo is het prettig als een medewerker zich flexibel opstelt. Maar als de medewerker helemaal geen eigen mening heeft, en totaal afhankelijk is van wat de manager zegt is dit ook geen gewenste situatie.
De afbeelding laat zien dat extreme gedragingen (zie buitenschil in de afbeelding) in een relatie negatieve reacties van de ander oproepen. In dat geval noemen we dat ineffectief gedrag. En wordt duidelijk dat extremen in gedrag in een relatie contra-productie zijn. Managers moeten zich bewust zijn van de gedragspatronen die zich in de relatie met de medewerkers voordoen om hierop in te spelen. Een medewerker die zich onderdanig opstelt moet heel anders worden benaderd door de manager dan een medewerker die zich assertief gedraagt.
Conclusie
De Roos van Leary is een mooi instrument om onbewuste gedragspatronen in een relatie zichtbaar te maken. Door je bewust te zijn wat voor gedrag je eigen gedrag bij de ander zal oproepen kun je het gedrag van mensen om je heen beïnvloeden. Kanttekening bij de Roos van Leary is dat er natuurlijk meer factoren zijn die het gedrag van iemand (of jezelf) bepalen. Denk daarbij aan factoren als karakter, de aard van de relatie en wellicht ook de gemoedstoestand van de dag.